Eggermont Van Eyndhoven Crommen Geelhand Barbaix

In Vlaanderen is een verhoging van de erfbelasting in deze legislatuur niet aan de orde. De achterpoortjes moeten wel dicht.

| Nicolas Geelhand de Merxem

Dit verklaart de heer Matthias Diependaele, Vlaams minister van Financiën in een antwoord dd. 25 mei 2021 op twee parlementaire vragen om uitleg (vraag van de heer Stijn De Roo (2020-21, nr. 3444) en van mevrouw Sarah Smeyers (2020-21, nr. 3497)).

En de minister vervolgt: “Ik denk dat we met onze huidige erfbelasting een goed evenwicht hebben. We hanteren progressieve tarieven, we verlagen de onrechtvaardigste tarieven en we pakken de belastingontwijking aan”.

Verder in het antwoord zegt de minister nog het volgende: “ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik ervoor ijver de fiscale achterpoortjes zo veel mogelijk te sluiten. Ik spreek zeker niet tegen dat we de achterpoortjes moeten sluiten. Ik ben daar een voorstander van, want een achterpoortje is een oneigenlijk gebruik van de fiscale wetgeving”.

De vraag in deze is: wat is een achterpoortje?

De minister vindt de schenking geen achterpoortje: “Het is immers duidelijk de bedoeling van de decreetgever het vermogen sneller tussen generaties te laten overgaan”.

Het duo-legaat was volgens de minister wel een achterpoortje en daarom heeft hij het gesloten (lees: “belastbaar gemaakt”).

Volgens de Vlaamse decreetgever waren ook de “sterfhuisclausule” en vervolgens het (optioneel) finaal verrekenbeding en de Casman-clausule achterpoortjes. Volgens de Vlaamse decreetgever is ook de “verzekeringsgift” een achterpoortje. Reeds eerder was de schenking van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde van het overlijden van de schenker, als een achterpoortje gekenmerkt en belastbaar gemaakt. Het doen van schenkingen voor een buitenlandse notaris werd recent nog door de federale wetgever als een achterpoortje beschouwd.

Voor de Vlaamse belastingadministratie (Vlabel) zijn er nog veel meer achterpoortjes. Volgens Vlabel is elke techniek die men gebruikt om minder schenk- en/of erfbelasting te betalen een achterpoortje, tenzij men kan aantonen dat men pertinente civielrechtelijke redenen heeft om deze techniek toe te passen. Dat is met name de definitie die Vlabel hanteert voor het “algemeen fiscaal anti-misbruik beginsel” (art. 3.17.0.0.2 VCF).

Dit betekent dat een zuiver fiscale successieplanning niet meer toegelaten is. Het recht om de minst belaste weg te kiezen, bestaat niet meer in het Vlaamse Gewest.

De bevoegde minister mag dan wel beweren dat een schenking geen achterpoortje is, Vlabel aarzelt niet om een aantal schenkingen als een achterpoortje te bestempelen: de gekruiste schenking van roerende of onroerende goederen tussen echtgenoten, schenkingen in extremis, schenkingen voorafgaand aan een beding van aanwas, enz.

Het invoeren van een algemeen fiscaal anti-misbruikbeginsel in de VCF heeft bovendien Vlabel de mogelijkheid gegeven zelf te bepalen wat een achterpoortje is en vervolgens om dit eigenmachtig te sluiten aan de hand van standpunten en voorafgaande beslissingen. De vraag is of dit nog te rijmen valt met het legaliteitsbeginsel. Het is in Vlaanderen niet de decreetgever die bepaalt wat belastbaar is, maar de fiscale administratie. Dit is ongezond.

Men verdedigt de invoering van een algemeen fiscaal anti-misbruikbeginsel door de bedenking dat een decretale limitatieve opsomming van fiscale achterpoortjes, na enige tijd achterhaald is omdat de successieplanners er steeds in slagen mazen in dat decretale net te vinden, die dan weer moeten gedicht worden, enz. Met een “catch all”-beginsel wil men sneller op de bal kunnen spelen.

Zoals gezegd is een zuiver fiscale successieplanning in Vlaanderen problematisch geworden.

Het is dan ook merkwaardig dat in de reactie op het antwoord van de minister mevrouw Smeyers stelt dat niet enkel de vermogenden zich een vermogensplanner (moeten) kunnen permitteren om de achterpoortjes te vinden. “We moeten de burger ervan bewust maken dat hij aan successieplanning kan doen. Het maakt niet uit of hij een groot of een klein vermogen heeft. Hij kan de notaris om een gratis eerste advies vragen”. Terecht wordt onderstreept dat de minder vermogenden niet verplicht zijn zich tot een dure successieplanner te wenden, maar dat zij terecht kunnen bij de notaris.

Men kan zelfs de indruk hebben dat de minder vermogenden iets meer mogen dan de vermogenden. Zo kunnen hand- en bankgiften (die vaak door minder vermogenden gebezigd worden) zonder schenkbelasting worden gedaan. Notariële schenkingen van roerende goederen (die vaak door vermogenden gebezigd worden) worden sinds 15 december ll. steeds aan de schenkbelasting onderworpen. Meer vermogenden die hun roerend vermogen eerst in een maatschap inbrengen en vervolgens de delen ervan schenken worden door Vlabel op de vingers getikt. De minder vermogenden die dezelfde goederen met voorbehoud van vruchtgebruik schenken of in volle eigendom met een lijfrente, worden gerust gelaten.

Trouwens de niet- of minder vermogenden hebben vaak, in eerste instantie, geen fiscale successieplanning nodig. De langstlevende echtgenoot betaalt geen erfbelasting op haar/zijn aandeel in de gezinswoning en evenmin op de eerste schijf roerende goederen ter waarde van 50.000 euro. De toebedeling van de ganse gemeenschap (van aanwinsten) aan de langstlevende echtgenoot is derhalve in vele gevallen vrij van erfbelasting. Bij het overlijden van de langstlevende wordt in principe wel erfbelasting geheven, maar die kan in een modaal gezin met twee kinderen beperkt worden tot 3% door de schenking van het onroerend goed met voorbehoud van vruchtgebruik (met een waarde onder de 300.000 euro) en voor zover de waarde van de roerende goederen de 100.000 euro niet overschrijdt.

Er zijn ook flagrante ongelijkheden die in de nasleep van de achterpoortjes ontstaan. Fiscale successieplanning tussen echtgenoten aan de hand van huwelijksvoordelen wordt afgestraft. Schenkingen aan kinderen worden niet afgestraft. Hetzelfde geldt voor fiscale successieplanning aan de hand van testamentaire technieken die nooit een fiscaal misbruik kunnen uitmaken. Ook tussen gehuwden wordt gediscrimineerd. Echtgenoten die eerst onder een gemeenschapsstelsel zijn gehuwd en overstappen naar een stelsel van scheiding van goederen met het oog op een performantere fiscale successieplanning, worden door Vlabel beschuldigd van fiscaal misbruik. Zijn ze vanaf het begin onder het stelsel van scheiding van goederen gehuwd, dan mogen zij deze performantere technieken probleemloos toepassen.

De vraag die aan de orde is, is of de Vlaamse rijksinwoners nog het recht hebben het nodige te doen om zo weinig mogelijk erfbelasting te betalen. Moet een normaal zorgvuldige gehuwde persoon er niet voor zorgen dat zijn langstlevende echtgenoot zo weinig mogelijk erfbelasting betaalt en zoveel mogelijk vermogen kan behouden om tot aan zijn/haar overlijden “rond te komen”? Moet een goede huisvader/-moeder en een goede beheerder er niet voor zorgen dat het opgespaarde vermogen niet al te veel afgekalfd wordt bij de overgang ervan naar zijn kinderen of kleinkinderen?
Is fiscale successieplanning een vies woord of iets dat een normaal zorgvuldige burger, een normaal voorzichtige vermogensbeheerder moet doen en dus moet kunnen doen?

Nicolas Geelhand de Merxem