Eggermont Van Eyndhoven Crommen Geelhand Barbaix

Schenkingen door ouders aan al hun kinderen op gelijke wijze en buiten paart: niet slim en gevaarlijk!

| Nicolas Geelhand de Merxem

Schenkingen door ouders aan kinderen kunnen op twee manieren gebeuren, als voorschot op erfenis of buiten paart.

In het eerste geval krijgen de kinderen een voorschot op hun later erfdeel. De bedoeling van de ouders is dat deze schenkingen worden ingebracht door de kinderen zodat er gebeurlijk een “herverdeling” kan geschieden, voor het geval de kinderen niet evenveel zouden hebben gekregen. De ouders willen immers hun kinderen gelijk behandelen. Wanneer de ouders (op hetzelfde ogenblik) aan elk kind een gelijk onverdeeld aandeel in de geschonken goederen als voorschot schenken of goederen met een gelijke waarde als voorschot schenken aan alle kinderen, valt er in werkelijkheid niets meer in te brengen.

Belangrijk is dat dit voorschot wordt aangerekend op het reservatair deel van de fictieve massa. Dit betekent dat het beschikbaar deel wordt vrij gehouden voor latere schenkingen door de ouders aan de andere ouder, de kleinkinderen, een goed doel, derden, etc.

In het tweede geval (buiten paart) krijgen de kinderen een “extra”. Zij moeten deze schenking niet inbrengen met het oog op een herverdeling met de andere kinderen. Zij krijgen de schenking bovenop hun (gelijk) erfdeel. De bedoeling van de ouders is dus in dat geval om een “extra” te geven aan een kind, om dit kind meer te geven dan aan de andere kinderen.

Uit de praktijk blijkt dat ouders soms goederen buiten paart schenken “aan al hun kinderen, ieder voor een gelijk deel of aan ieder van hen goederen voor een gelijke waarde”. Dit is merkwaardig, want per hypothese is het niet de bedoeling om aan één of ander kind een “extra” te geven. De kwalificatie “buiten paart” in de akte wordt immers meteen tegengesproken door het feit zelf dat alle kinderen hetzelfde (of een gelijkwaardig iets) krijgen en dus gelijk behandeld worden.

Maar belangrijk is ook en vooral dat deze schenkingen buiten paart worden aangerekend op het beschikbaar deel van de fictieve massa. Dit betekent dat het beschikbaar deel wordt “opgegeten” door de schenkingen aan de kinderen en dat er soms niets meer beschikbaar overblijft voor latere schenkingen door de ouders aan de andere ouder, de kleinkinderen, een goed doel, derden, etc. Wanneer de schenkingen buiten paart aan de kinderen het beschikbaar volledig opeten, maken de andere goederen waarover de ouders nog kunnen beschikken, deel uit van de reserve van de kinderen. Indien de ouders die goederen dan toch zouden schenken aan de andere ouder, de kleinkinderen, een goed doel, derden, etc., kunnen de kinderen na het overlijden van hun ouders de inkorting van deze schenkingen eisen en de goederen laten terugkomen.

Kortom, ouders die aan al hun kinderen goederen buiten paart schenken, ontnemen zichzelf het recht om nog (veel) schenkingen te doen aan de andere ouder, de kleinkinderen, een goed doel, derden, etc. Denk aan het geval dat de ouders uit de echt scheiden en vervolgens een nieuwe relatie aangaan. Die ouders kunnen dan geen schenking meer doen aan hun nieuwe partner.

De vraag rijst dan ook waarom ouders gelijke schenkingen buiten paart aan al hun kinderen doen? Dit is, gelet op het voorgaande, niet slim. Nochtans vindt men vaak in notariële akten schenkingen van (on)roerende goederen door ouders aan al hun kinderen en buiten paart.

De enige reden die men zou kunnen bedenken is dat de ouders zich het recht willen ontnemen om later nog schenkingen te doen aan de andere ouder, de kleinkinderen, een goed doel, derden, hun nieuwe partner, etc. Maar de vraag is dan of zij deze beslissing bewust en met kennis van zaken hebben genomen.

En dan is er nog iets.

Soms komen ouders raad vragen omdat zij (bijna gans of meer dan de helft van) hun vermogen hebben geschonken aan hun kinderen. Later blijkt dat één of meer kinderen zich onheus gedragen of dreigen na het overlijden van de ouders de successieplanning van de ouders aan te vechten voor de rechtbank. Eén van de kinderen heeft gedurende dertig jaar niet omgezien naar zijn ouders. Het andere kind heeft zijn ouders tien jaar lang verzorgd, enz.

Schenkingen aan kinderen zijn echter onherroepelijk. Vaak zijn er geen lasten bedongen die bij niet-uitvoering de ontbinding van de schenking met zich kunnen brengen, en is er ook geen sprake van ondankbaarheid in de strikte (juridische) zin van het woord. De schenking aan het “slechte kind” kan dus niet teruggedraaid worden. Hoe kunnen de ouders dat “slechte” kind sanctioneren of minstens voorkomen dat dit “slechte kind” na hun overlijden herrie schopt?
Wanneer de schenkingen als voorschot op erfdeel zijn gedaan, kunnen de ouders de schenking aan het “goede kind” omzetten in een schenking buiten paart. Minstens kunnen de ouders in hun testament bepalen dat de kinderen die na hun overlijden herrie schoppen, hun schenking zullen moeten inbrengen en de andere kinderen hun schenking niet zullen moeten inbrengen. Dit is een zeer efficiënte sanctie, minstens een zeer doeltreffende “stok achter de deur”.

Wanneer de ouders echter de (gelijk-waardige) schenkingen aan hun kinderen buiten paart hebben gedaan en derhalve het beschikbaar deel volledig hebben “opgegeten”, kan deze sanctie of stok achter de deur niet meer aangewend worden.

In dat geval staan de ouders machteloos.

Het besluit is dat ouders die een groot deel van hun vermogen (bv. de helft) door middel van schenkingen buiten paart aan hun kinderen overmaken, zonder de bedoeling om deze kinderen ongelijk te behandelen, zichzelf in de voet schieten.
Ook in dit geval is er slechts één reden denkbaar: de wil van de ouders om, in geen enkel geval, later te kunnen terugkomen op een gelijke behandeling van hun kinderen.

Het komt aan de adviseurs toe om de ouders een juist en volledig advies te verstrekken over de gevolgen van de door hen gegeven kwalificatie “buiten paart”.

Nicolas Geelhand de Merxem